Wapenstok en waterkanon
Op vrijdag 16 november 1951 stonden twee Friese journalisten voor de Leeuwarder politierechter. Het waren Fedde Schurer, hoofdredacteur van de Heerenveense Koerier, en Tsjebbe de Jong, redacteur van het Bolswarder Nieuwsblad. Beide journalisten hadden in hun krant de kantonrechter van Heerenveen mr. S.R. Wolthers beledigd. Dat was omdat Wolthers in zijn rechtszaal een verdachte die Fries sprak belachelijk had gemaakt. De dag van de rechtszaak leeft tot op de dag van vandaag verder onder de naam ‘Kneppelfreed’. Er waren die dag nogal wat mensen op de zaak afgekomen en de Leeuwarder politie dreef met wapenstok en waterkanon het publiek – dat voor het gerechtsgebouw op het Zaailand samenschoolde – uit elkaar. Kneppelfreed wordt wel beschouwd als een van de eerste naoorlogse rellen en als een voorbode van de jaren zestig. Voor de emancipatie van het Fries heeft deze dag veel betekend.
Anti-Fries
Mr. Wolthers had al niet zo’n goede naam. Hij had eerder al enkele vroegere melkboeren uit Oldeboorn die melkbussen met Friese teksten op hun kar hadden gezet, nogal onfatsoenlijk behandeld. Toen Schurer hem in de Koerier vergeleek met de leden van een roversbende die in het begin van de zestiende eeuw Friesland geteisterd had, diende niet Wolthers, maar de officier van justitie in Leeuwarden, mr. F. Hollander, een klacht in. Bij het justitieel apparaat in Leeuwarden bestond een nogal anti-Friese instelling. Sommige juristen hadden daarvan ook al eerder in het openbaar blijk gegeven. Schurer streefde er door deze zaak nu naar om de taalbarrière als sociale scheiding te doorbreken, dit tegen de wil van bepaalde mensen in hogere posities.
Bloeitijd Fryske Beweging
Kneppelfreed past goed in de maatschappelijke ontwikkeling van na de oorlog. Door de oorlog en de bezetting waren de Friezen enerzijds meer betrokken geraakt bij de nationale Nederlandse gemeenschap, maar dat hield ook in dat ze voor de periode na de oorlog hoge verwachtingen koesterden. Maar anderzijds had in diezelfde oorlog ook de Friese Beweging veel meer aanhang gekregen. Een aantal belangrijke voorlieden had weliswaar gecollaboreerd met de Duitse bezetter, maar dit bleef zonder grote gevolgen. De Beweging, zo meende men, had zich als zodanig niet gecompromitteerd. Achteraf gezien kan men zeggen dat de Beweging in het eerste decennium na de bevrijding zijn grootste bloeitijd heeft gekend. Zo werd in 1946 het taboe op het gebruik van het Fries in de Statenvergaderingen doorbroken en kwamen Frieszinnige mensen op belangrijke posities in het openbaar bestuur en bij de pers.
Verbetering rechtspositie
Het ontstane gevoel van zelfstandigheid kwam onder meer tot uitdrukking in het door de volledige Statenvergadering overgenomen Desintralisaasjerapport uit 1951. Daarin waren wensen geformuleerd ten aanzien van onderwijs en cultuur die hedentendage nog steeds niet geheel vervuld zijn. Het leek er in de zomer van 1951 helemaal niet op dat er van vervulling van die wensen ook maar een fractie terecht zou komen. Maar dankzij Kneppelfreed kwam het uiteindelijk dan toch tot een betere rechtspositie van de Friese taal. In 1955 werden tweetalige scholen toegestaan en van 1956 af mag er in de rechtszaal Fries gebruikt worden. Mr. Hollander werd overgeplaatst.