Frysk en frij
De tijd van de Friese vrijheid is ongetwijfeld de meest opvallende periode uit de Friese geschiedenis. De politieke structuur in Friesland week toen namelijk af van het gangbare patroon. Omdat het verschil zo opvallend was, ontstond het idee dat de Friezen meer vrijheidslievend waren dan anderen. Zo prezen vele jaren later de beroemde Duitse dichters Goethe en Heine nog altijd de vrijheidszin van de Friezen. Aan de Friese kant werd het vrijheidsideaal tot uitdrukking gebracht in de ook nu nog bekende leus ‘Frysk en frij’. Gezegden als: ‘Wij Friezen knielen alleen voor God’ en ‘Liever dood dan slaaf’ zijn pas later bedacht.
Oostergo en Westergo
Oorspronkelijk zijn er ook in Friesland graven geweest, gezagsuitoefenaars van de keizer van het heilige Roomse rijk. De Friese gebieden gingen echter niet mee in de uitbreiding van het grafelijk gezag tot wat bekend stond als ‘landsheerlijkheid’. Hoewel in theorie de keizer nog wel erkend werd, verdampte in de Friese landen het gezag van de graven. Het ontstane machtsvacuüm werd opgevuld door zogenaamde ‘landsgemeenten’, corporaties van adellijke en niet-adellijke grondbezitters, die een zwakke vorm van gezag uitoefenden. Dat verschijnsel deed zich voor in heel het toenmalige Friese gebied, van Zuiderzee tot Wezer.
Opstalboom
In de huidige provincie Friesland ontstond naast de oudere landsgemeenten Oostergo en Westergo uiteindelijk nog een derde: Zevenwouden. Verder splitsten zich een aantal kleinere landsgemeenten van Oostergo af. Na 1300 vormde zich ook net buiten Friesland een vrije landsgemeente: Stellingwerf. Ook de niet-Friestalige Stellingwervers werden sinds die tijd beschouwd als ‘Vrije Friezen’. Er is – in de dertiende en vroege veertiende eeuw – een aanzet geweest tot het ontstaan van een federatie van vrije landsgemeenten: het verbond van de Opstalboom, genoemd naar een heuveltje in het nu Duitse Oost-Friesland. Daar kwamen vertegenwoordigers van de Friese landen jaarlijks bijeen op de dinsdag na Pinksteren. Na 1327 zijn er echter niet meer van dergelijke bijeenkomsten geweest.
De Schieringers en de Vetkopers
In 1345 deed de graaf van Holland, die erkenning eiste als heer van Friesland, een inval bij Stavoren. Hij werd vernietigend verslagen in de bekende slag bij Warns, die trouwens niet bij Warns maar bij Stavoren heeft plaatsgevonden. Ondanks die overwinning heeft de Friese vrijheid uiteindelijk toch niet stand gehouden. De oorzaak daarvan is lang gezocht in de strijd tussen de Schieringers en de Vetkopers.Het is onzeker waar die twee eigenaardige namen vandaan komen, al staat wel vast dat de tegenstelling tussen de beide ‘partijen’ zijn oorsprong had in Westlauwers Friesland. Toch is er in 1413-1422 een oorlog geweest tussen Schier en Vet waar ook de stad Groningen, de Groninger Ommelanden en Oost-Friesland bij betrokken waren. In de regel ging de strijd echter om plaatselijke machtsposities.De strijd tussen Schieringers en Vetkopers speelde zich voor een groot deel af in de tijd dat in bijna alle Friese gebieden de ‘hoofdelingen’ de machtigste groep vormden in de maatschappij. Hoofdelingen, die dikwijls uit oudere, min of meer adellijke families stamden, woonden op ‘stinsen’ (versterkte huizen), hadden privélegertjes en oefenden de heerschappij uit over een meestal beperkt gebied. Mogelijk is de overal oplaaiende strijd om de plaatselijke heerschappij tussen hoofdelingen de belangrijkste oorzaak geweest van het ontstaan van de beide ‘partijen’.
Vetes en bloedwraak
De strijd zoals die in de tijd van Schier en Vet plaatsvond, was in principe gebonden aan de regels van het veterecht. Vete kan worden omschreven als de toestand van oorlog tussen families. De oorsprong moet worden gezocht in bloedwraak, dat is het recht van de familie van een door doodslag omgekomen persoon om wraak te nemen op de moordenaar en zijn familie. Omdat er in Friesland geen sterk overheidsgezag was en geen geweldsmonopolie van de overheid, kon het vetewezen hier langer voortbestaan dan in de omringende landen.In 1498 is er een eind gekomen aan de Friese vrijheid. Een buitenlandse legeraanvoerder, hertog Albrecht van Saksen, werd toen door de keizer tot erfelijk ‘gubernator’ (keizerlijke stadhouder) over Friesland aangesteld. Daarmee begon voor Friesland een nieuwe tijd, de tijd van vorstenheerschappij. Overal in West-Europa nam toen trouwens de vorstenmacht toe, met Zwitserland als opvallende uitzondering.