Landschappelijke gevolgen schaalvergroting
Het Friese land, vooral de kleistreken en het zuidwesten van de provincie, wordt gekenmerkt door een eeuwenoude verkavelingstructuur. Toeristen zijn er dol op maar boeren vinden het vaak vreselijk, want hoe kun je nu met een moderne trekker op al die kleine stukjes land goed uit de voeten? Na de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland weer werd opgebouwd, was de politiek heel erg op de hand van de boeren. De landbouw moest zo rationeel mogelijk worden opgezet en dat hield ook schaalvergroting in. De ruilverkaveling was daartoe het instrument bij uitstek. De losse stukken land van boeren werden samengevoegd tot aaneensluitende blokken. Dit proces had tot gevolg dat veel oudere landschappelijke elementen opgeruimd werden, zoals sloten, houtwallen en oude paden en wegen. Er is dan ook niets wat het Nederlandse platteland de afgelopen zestig jaar meer heeft veranderd dan juist die ruilverkavelingen.
Experiment
In dat proces speelde Friesland in enkele opzichten een voortrekkersrol. In het begin van de eeuw was hier de eerste, toen nog vrijwillige ruilverkaveling van Nederland (die van de Ballumer Mieden op Ameland). In de jaren 1953-1956 werden verder met een experiment in Rottevalle inzichten opgedaan die verder overal in het land zouden worden toegepast en die leidden tot een verbreding van het kader waarin ruilverkavelingen gestalte kregen. Het experiment berustte op in Frankrijk en de Verenigde Staten opgedane ervaringen en hield in dat bij de ruilverkaveling de landbouwvoorlichtingsdienst begon met een intensieve, integrale voorlichting aan boeren en boerinnen en met het opzetten van werktuigcoöperaties en gemeenschappelijke onkruidbestrijding. In Rottevalle deden er dertig boerenfamilies aan mee.
Ruilverkavelingswet
De ruilverkaveling was al voor 1940 begonnen, eerst op vrijwillige basis, maar in 1924 kwam de eerste ruilverkavelingwet tot stand en konden boeren voortaan tot meewerken gedwongen worden. Oorspronkelijk was de ruilverkaveling geheel gericht op de landbouw en betere verdeling van land. Sprekend voorbeeld is wel dat van die boer op Ameland die voor de ruilverkaveling 12 hectare grond had, verdeeld over 269 stukjes land. Na afloop had hij die 12 hectare opnieuw, maar nu verdeeld over vijf percelen. In Friesland heeft voor 1940 maar één (kleine) ruilverkaveling plaatsgevonden, die van Merrie Made in Weststellingwerf (67 hectare). Wel werd er op grote schaal onland tot cultuurgrond gemaakt in de werkverschaffingen, vooral door de Ontginningsmaatschappij De Drie Provinciën.
Centrale Cultuurtechnische Commissie
Na de Tweede Wereldoorlog kwam de zaak goed op gang. Er was door de vernielingen die hadden plaatsgevonden en door het trauma van de Hongerwinter grote behoefte aan goede landbouwgrond. Bovendien zou, zo vond de overkoepelende Centrale Cultuurtechnische Commissie, het aan zijn lot overlaten van het platteland kunnen leiden tot verpaupering en politieke radicalisering daar van de bevolking. Ruilverkaveling werd nu ook gezien als een moderniseringsproces. Zo ontstond de behoefte aan een goede voorlichting, ook aan de boerinnen. Tegelijkertijd speelde hier ook een element van manipulatie vanuit de overheid mee, die zoveel mogelijk kleine boeren wilde saneren. Dat bleek bijvoorbeeld duidelijk bij het stemrecht bij ruilverkavelingen: wie niet opkwam om te stemmen, werd geacht vóór te zijn. Dat stuitte op veel misverstanden en zelfs verzet van met name kleine boeren.
Landinrichtingswet 1985
Rond 1960 begonnen de inzichten bij de beleidsmakers door te dringen dat er bij de ruilverkavelingen meer belangen meespeelden dan alleen de agrarische. Uitgangspunten bij de nieuwe verkavelingen werd het Streekplan, ontwikkeld met op basis van in Rottevalle en Kerkhoven verkregen inzichten. Dat plan gaf richtlijnen voor het toekomstig grondgebruik en combineerde agrarische belangen met infrastructuur, woningbouw, industrie en recreatie. Nieuw in de ontwikkelingen van de laatste decennia (invoering Landinrichtingswet 1985) is dat het zwaartepunt bij de inrichting van het platteland verder is opgeschoven in de richting van natuurbeheer. Er wordt niet alleen meer gestreefd naar natuurbehoud, maar ook naar het scheppen van nieuwe natuur.