Geloftesteen
In 1888 kwam bij afgravingen in Beetgum een monumentale geloftesteen aan het licht: de Hludana-steen. De Latijnse inscriptie maakte duidelijk dat het voorwerp uit het begin van de jaartelling stamde. Er stond: ‘Aan de godin Hludana hebben de pachters van de visserij, toen Quintus Valerius Secundus de hoofdpachter was, hun gelofte betaald, vrijwillig en naar verdienste.’ Hludana was een belangrijke godin, niet alleen van de Friezen maar ook van andere volkeren. Langs de Rijn zijn nog vier van zulke aan Hludana gewijde geloftestenen gevonden. Het gebruik van het oprichten van gelofte- of votiefstenen stamde uit de Romeinse beschaving. In de Romeinse tijd werd dit ook in ons land, zij het in aangepaste vorm, geïntroduceerd. Men wijdde de stenen niet aan Romeinse, maar aan inheemse goden.
Boeren
Onze kennis over de Romeinse periode in het Friese gebied is gebaseerd op enerzijds archeologische vondsten als deze steen en anderzijds op passages in het werk van klassieke, Griekse en Latijnse auteurs. Zij noemen de Friezen in het begin van de jaartelling als bewoners van het gebied tussen de Oude Rijn bij Katwijk en de Eems en om grote meren heen. Dat waren de Flevomeren die hebben gelegen op de plaats van de tegenwoordige IJsselmeerpolders en noordwestelijk daarvan, tussen Staveren en Enkhuizen. Maar schriftelijke bronnen uit het gebied zelf, zoals deze Hludanasteen, zijn erg zeldzaam. Wat er is wijst erop dat de Friezen boeren waren. Ze betaalden de Romeinen belasting in de vorm van ossenhuiden. Hoe de verhouding tussen Romeinen en Friezen was, is nog altijd niet helder. Was Friesland bezet gebied?
Vreedzame contacten
De grens van het Romeinse Rijk – de ‘limes’ – was de Rijn. Zuidelijk daarvan was de streek zeker naar Romeins model georganiseerd. De Romeinen hadden er kastelen (castellae) gebouwd en wegen aangelegd waarlangs de legers trokken. Mede door hun militaire superioriteit hebben de Romeinen echter ook op het noordelijk gelegen Friese gebied grote politieke en culturele invloed gehad. Vondsten van geïmporteerd Romeins sieraardewerk, godenbeeldjes en Romeinse munten wijzen op vreedzame contacten, maar af en toe was er ook sprake van conflicten.
Verritus en Malorix
Het bekendst is wel de Friese opstand uit 28 na Christus. De Romeinen meenden dat de ossenhuiden die de Friezen leverden niet groot genoeg waren. Bij deze gelegenheid zouden de Friezen de Romeinse legioenen hebben verslagen en ook het castellum Flevum (waarschijnlijk bij Velsen in Noord-Holland) hebben belegerd. De Romeinse historicus Tacitus schreef later dat de naam van de Friezen onder de Germanen daarom beroemd was. Ook weten wij dat twee Friese aanvoerders, Verritus en Malorix, in 58 na Christus naar Rome trokken om keizer Nero toestemming te vragen om land langs de Rijn te mogen gebruiken. In het land van de Frisii zijn enkele plaatsen waar Romeinse soldaten waren gelegerd. Ook dienden er Friezen in Romeinse krijgsdienst, bijvoorbeeld in het noorden van Engeland bij de muur van Hadrianus. Al met al kan men concluderen dat de Romeinen in de eerste eeuwen van onze jaartelling grote invloed hebben gehad in het Friese territorium, maar dat dit niet onmiddellijk kan worden aangeduid als bezet gebied.
Ontvolking van Fryslân
Een ander, later gevolg van de klassieke teksten over de Friezen was dat er heel lang een beeld heeft bestaan dat ‘wij Friezen’ vanaf vóór Christus tot ‘nu’ toe op dezelfde plek zouden hebben gewoond. Dat gaf veel status – ouderdom wekt nu eenmaal ontzag –, maar het beeld is langzamerhand toch achterhaald. In de tijd van de grote Volksverhuizingen is het Friese gebied ontvolkt. Tussen 350 en 450 na Christus, toen het Romeinse Rijk in verval raakte, zijn de Frisii over wie de klassieke auteurs schreven, hoogstwaarschijnlijk naar andere streken getrokken. Later wist men dat niet meer. De klassieke vermeldingen van de ‘Frisii’ zijn hierdoor nadien belangrijk geweest voor het ontstaan van een zelfbewuste Friese cultuur.