Luther
In 1517 was Menno Simons, een boerenzoon uit Witmarsum, 21 jaar oud. Op 31 oktober van datzelfde jaar sloeg de Duitse monnik Maarten Luther in Wittenberg 95 stellingen aan de deur van de plaatselijke slotkapel. Niet het gezag van de kerk, maar het geloof van het individu stond voor Luther centraal. Luthers daad was het symbolisch begin van de Reformatie; de 31ste oktober heet nu nog steeds Hervormingsdag. Menno Simons zou vanuit Friesland meemaken hoe de politieke en godsdienstige verhoudingen in Europa blijvend veranderden en zijn leven en werk zouden met dat proces verweven raken. Langzamerhand zou hij uitgroeien tot een van de leidsmannen van het protestantisme.
'Ketters'
In 1524 werd Karel V – heer der Nederlanden, koning van Spanje en keizer van het Duitse rijk – erkend als heer van Friesland. In de zeven jaren tussen 1517 en 1524 had Luthers kritiek op de katholieke kerk brede verspreiding gekregen, met name door de boekdrukkunst. De eenheid in de katholieke kerk dreigde nu definitief te breken. Door de ‘ketters’ streng te vervolgen, probeerde Karel V dat te voorkomen. Zijn stadhouder in Friesland, Georg Schenck van Toutenburg, joeg op priesters die zich met ‘lutherij’ inlieten en het Hof van Friesland berechtte hen.
Over de jeugd en de opleiding van Menno Simons is weinig bekend. Hij groeide op in wat toen het rijkste deel van Friesland was, maar in politiek en militair gezien roerige en donkere tijden. In 1524 werd hij in Utrecht tot priester gewijd en werd hij vicaris (plaatsvervangend pastoor) in Pingjum. In 1532 trad hij op als pastoor te Witmarsum. Hij had toen al kennis genomen van Luthers vertaling van het Nieuwe Testament.
Munster het Nieuwe Jeruzalem?
Ondertussen had, vooral onder ambachtslieden, een nieuwe en radicalere protestantse stroming massale aanhang gekregen: de anabaptisten, ook wel wederdopers of dopers genoemd. Ze stonden de volwassenendoop voor. Door de prediking van de bontwerker Melchior Hoffman in het Oostfriese Emden had deze in Zwitserland ontstane leer ook Friesland bereikt en er aanhangers gevonden. De onthoofding van de eerste Friese wederdoper, de kleermaker Sicke Frericxzoon, maakte in 1531 grote indruk op Menno Simons.Er ontspon zich daarna een geweldsdrama. Melchior Hoffman had al het einde der tijden en de wederkomst van Christus aangekondigd en meer revolutionaire leiders namen nu zijn bijbelse profetieën over. Ze hielden vol dat in de Duitse stad Munster het Nieuwe Jeruzalem zou ontstaan.
Jan van Leiden
Toen de stad in 1534 in doperse handen kwam en door de nu verdreven bisschop werd belegerd, schoten enkele duizenden wederdopers uit Holland en Friesland te hulp. De zelf gekroonde koning van dit ‘Koninkrijk Sion’, Jan van Leiden, riep nu ook dopers in de Nederlanden op om wapens en proviand te veroveren. Met dit doel bezetten op eerste Paasdag 1535 ook enkele honderden Friese dopers bij verrassing het Oldeklooster bij Bolsward. Na een beleg van acht dagen brak stadhouder Schenck van Toutenburg het verzet. Het overgrote deel van de gevangen genomen dopersen werd omgebracht, onder wie ook Petrus Simons. Ook de stad Munster werd in datzelfde jaar heroverd.
'De stillen in den lande'
Onder de indruk van deze traumatische gebeurtenissen werd Menno Simons de voorman van de belangrijkste pacifistische stroming onder de dopers, de menisten. Zij stonden later bekend als ‘de stillen in den lande’ vanwege hun bewuste afzijdigheid van de wereld. Als lokale gemeenschappen van gelovigen streefden Menno’s volgelingen naar egalitaire gemeenten ‘zonder vlek en rimpel’. Nadat Menno zelf was gedoopt gaf hij in 1536 zijn priesterambt op en trouwde met een voormalige begijn uit Witmarsum. De strenge vervolgingen noopten Menno daarna tot een zwervend bestaan in vooral Oost-Friesland, waarna hij zich uiteindelijk vestigde bij een edelman in Holstein. Tot zijn dood in 1561 bleef de doperse beweging verdeeld. Nog tijdens zijn leven kreeg Menno te maken met felle kritiek van aanhangers van Calvijn. Omstreeks 1600 telde het inmiddels zelfstandige, door calvinisten bestuurde Friesland meer menisten dan calvinisten, maar gedurende de zeventiende eeuw zou die verhouding zich grondig wijzigen.