Het tegenwoordige Nederlandse koningshuis stamt af van de Nassaus in Friesland. Met de dood van de kinderloze stadhouder Willem III in 1702 was de Hollandse tak van de familie Oranje-Nassau uitgestorven. De lege plek van stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel werd uiteindelijk – na een lang stadhouderloos tijdperk – opgevuld door de Friese stadhouder Willem Karel Hendrik Friso, een telg uit de Friese tak van de Nassaus. Dat hij nu Willem IV werd, was niet in de laatste plaats het werk van een vrouw, Maria-Louise van Hessen-Kassel.
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
De band tussen Friesland en het huis Nassau was indertijd in 1584 gelegd met het stadhouderschap van Willem Lodewijk (1560-1625), graaf van Nassau. Evenals zijn oom Willem van Oranje werd hij geboren op slot Dillenburg. Oorspronkelijk trad een stadhouder op als plaatsvervanger van de landsheer. Nadat in 1581 de Spaanse koning al was afgezworen, besloten de opstandige gewesten in 1588 om definitief af te zien van het zoeken naar een geschikte vorst. Zij gingen met elkaar verder als Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waarin elk gewest autonoom was. In dit nieuwe staatsbestel fungeerde de stadhouder als de hoogste ambtenaar in dienst van de Staten van Friesland. Op basis van zijn instructie voerde hij zowel militaire als bestuurlijke taken uit. Zo was Willem Lodewijk kapitein-generaal van de door Friesland betaalde regimenten en benoemde hij met Gedeputeerde Staten en het Hof van Friesland respectievelijk grietmannen en stadsbestuurders.
"Us Heit"
Minstens zo belangrijk was zijn informele invloed, die hij vooral te danken had aan zijn reputatie als succesvol legeraanvoerder in de oorlog tegen Spanje. Daardoor kon Willem Lodewijk grote invloed uitoefenen, onder andere op het onderling gekrakeel van de Friese regenten en bij kerkelijke conflicten. Op die manier fungeerde hij als symbool van de eenheid van het gewest Friesland. Al bij zijn leven kreeg hij de erenaam ‘Us heit’ – ‘onze vader’.
Sterke positie Nassaus in Friesland
In tegenstelling tot het machtige gewest Holland kende Friesland tot het einde van de Republiek in 1795 geen stadhouderloze tijdperken. Steeds traden mannelijke leden uit het hoogadellijke huis Nassau (later Oranje-Nassau) als stadhouder op en bij een eventueel vroegtijdig overlijden trad zijn echtgenote op als regentes voor hun minderjarige zoon. Met name de politieke woelingen in de jaren 1672 en 1748 versterkten in Friesland de positie van de stadhouder en diens familie. In 1675 werd het stadhouderschap erfelijk verbonden aan de Nassaus en vanaf omstreeks 1750 kon de stadhouder door toename van benoemingsrechten zijn invloed nog verder uitbreiden.
Hofcultuur van de Nassaus
Het overwicht dat de Nassau-dynastie ten opzichte van andere invloedrijke groeperingen en individuen in Friesland genoot, kwam tot uitdrukking in hun levensstijl. Zo werden de stadspaleizen te Leeuwarden verfraaid en werd een buiten aangelegd in Oranjewoud. Pas in de achttiende eeuw zou het hof van de ‘Friese’ Nassaus vorstelijke allure krijgen. Het aandeel van de echtgenotes van de stadhouders is voor die hofcultuur altijd belangrijk geweest. Zij bemoeiden zich met kunst, muziek en werelds vermaak aan het hof en ook genoten vroomheid en barmhartigheid hun warme belangstelling.
Anna van Hannover
In 1734 trouwde in Londen stadhouder Willem Karel Hendrik Friso, prins van Oranje en vorst van Nassau, met de Engelse koningsdochter Anna van Hannover. Het paar vestigde zich in Leeuwarden. Daar woonde ook Willems moeder, Maria-Louise van Hessen Kassel, de weduwe van de jong overleden stadhouder Johan Willem Friso. Maria Louise ijverde sterk voor dit huwelijk, omdat het in haar ogen een opstap zou kunnen zijn naar het erfstadhouderschap van haar zoon in de hele Republiek. Op dat moment was Willem nog slechts stadhouder in Friesland, Groningen, Drenthe en Gelderland.
Oorlog met Frankrijk
De bestuurders in Holland prefereerden echter een toestand van stadhouderloosheid. De door moeder, zoon en schoondochter zo verlangde doorbraak kwam in 1747. Oorlog met Frankrijk leidde toen tot beroering onder de bevolking en de regenten in de Republiek, waarna Willem IV werd benoemd tot stadhouder in alle gewesten. Willem en Anna verhuisden met hun hele hofhouding onmiddellijk naar Den Haag. Niet langer mocht Leeuwarden zich een hofstad noemen. Maria Louise – in de volksmond heette ze liefkozend Marijke Meu – bleef in Friesland achter, waar ze in 1765 stierf.