Leger van gehelmde vrouwen
Als er één ding was waaraan buitenlandse toeristen zich in de negentiende eeuw in Friesland vergaapten, dan was het wel aan de Friese gouden oorijzers. Een Engelse dame meldde in een brief aan het thuisfront verbijsterd hoe de ramen van haar hotelkamer in Leeuwarden werden gewassen door een dienstmeisje met een gouden helm op het hoofd en een Italiaanse schrijver meende in Leeuwarden zelfs een heel leger van gehelmde vrouwen te ontwaren en raakte verblind door het geblikker van de zon op hun oorijzers. Inderdaad hadden oorijzers in die tijd de vorm van kleine helmpjes en vele Friezinnen droegen ze als een teken van rijkdom.
Bruidsschat, sieraad én spaarpot
De Friezen beschouwden in de late negentiende eeuw het oorijzer als een oeroud en typisch Fries voorwerp. De arts en amateur-historicus Johan Winkler (1840-1916) bijvoorbeeld hield vol dat het van Oud-Germaanse oorsprong was. Dit inzicht is tegenwoordig achterhaald. Historici zijn het erover eens dat streekdracht, waartoe ook de oorijzers behoren, is afgeleid van wat ooit in de steden en onder hogere standen wijd verbreide mode was. De geschiedenis van het oorijzer biedt daarvan een goede illustratie. Dit was aan het eind van de zestiende eeuw overal in de Nederlanden in de mode geraakt. Oorspronkelijk was het niet meer dan een functioneel ijzeren beugeltje, waarmee een ‘vleugelmuts’ op het hoofd werd geklemd (vandaar ook de naam oorijzer). Begin zeventiende eeuw groeide het uit tot een deftig sieraad en voortaan werd het van koper, zilver of goud gemaakt. In de tweede helft van de zeventiende eeuw raakte het langzamerhand weer uit de mode, dat wil zeggen in de hogere standen. Op schilderijen, zoals van Johannes Vermeer omstreeks 1670, zijn echter nog steeds oorijzers te zien, maar dan als hoofdbedekking van dienstmeisjes. Het oorijzer was dalend cultuurgoed geworden. In geval van nood kon het verkocht worden en zo werd bijvoorbeeld aan weesmeisjes tot in de twintigste eeuw, niet alleen in Friesland maar ook in Amsterdam, een oorijzer als bruidsschat meegegeven, als sieraad en spaarpot tegelijk.
Rijke boerinnen
In de negentiende eeuw werd het oorijzer vooral onder de boerenstand in Friesland een statussymbool. Het sieraad groeide in omvang verder uit, van een smalle beugel tot een nauw om het hoofd sluitende helm. Dit had te maken met de bloei van de landbouw tussen 1840 en 1880. De rijke boerinnen staken elkaar naar de kroon met de mooiste en vooral grootste oorijzers. Rond 1900 was het met deze mode weer gedaan. Het gouden oorijzer verdween uit de dagelijkse dracht. Wel bleef het ook daarna een typisch Fries symbool. De dames in Friese volksdansgezelschappen dragen het nog altijd en aan de koninginnen Wilhelmina en Juliana werd bij hun bezoeken aan de provincie onder andere een oorijzer aangeboden.
Materiële cultuur
Eigenlijk is er dus weinig typisch Fries aan dit sieraad, behalve dan natuurlijk die negentiende-eeuwse cultivering ervan. Dergelijke processen van toe-eigening van materiële cultuur komen veel vaker voor. De Hindelooper stijlkamer in het Fries Museum is het beste voorbeeld. Hindeloopen gold, vooral vanwege zijn aparte taal, al heel lang als het relict van een oeroude Friese cultuur en om die reden werd in 1877 op de ‘Grote Historische Tentoonstelling’ een kamer ingericht op zijn Hindeloopens, met tegeltjes aan de muur, kleurig beschilderd meubilair, Chinees porselein en ook met in Hindelooper klederdracht gestoken poppen. Doordat je echt door zo’n kamer kon lopen, was het indertijd een vernieuwend museumexperiment. Het maakte nationaal en internationaal dan ook grote indruk. Hindeloopen werd tot een icoon van Friese cultuur en de Friezen ontleenden er identiteit aan.
Typisch Friese voorwerpen
Meer in het algemeen geldt dat de gegoede burgerij in Friesland in de negentiende eeuw massaal voorwerpen begon te verzamelen waarvan men dacht dat ze op soortgelijke wijze typisch Fries waren: knottenkistjes, meubels, geboortelepels, aardewerk, Fries zilver, enz. Uiteindelijk werden veel van deze voorwerpen gelegateerd aan musea in Friesland en vooral aan het Fries Museum in Leeuwarden, dat tegenwoordig dan ook een van de rijkste collecties in Nederland op dit gebied beheert.