Raadsel
Het dichterschap van Gysbert Japix is een raadsel. Het is volstrekt duidelijk dat geen andere Friese literator zoveel invloed heeft gehad op de Friese literatuur en cultuur als deze Bolswarder dichter. De reden daarvoor is ook helder. Als enige schrijver uit de Gouden Eeuw liet hij een omvangrijk en veelzijdig, literair oeuvre na dat in het Fries was geschreven. Maar waarom hij dat deed, dat is het raadsel dat ondanks vijf dikke proefschriften over zijn werk nooit is opgelost.
In de Middeleeuwen had het Fries lange tijd als schrijftaal gefungeerd. Als gevolg van de machtswisselingen in de zestiende eeuw was echter de stroom aan Friestalige wetsteksten en oorkonden opgedroogd. Voortaan was het Nederlands – in verschillende varianten – de heersende taal. In het bestuur, de kerk en op school werd het als voertaal gebruikt. Pas na 1800 zou door de inspanningen van de Friese Beweging het Fries als schrijftaal weer in zwang raken.
Johan van Hichtum
Gysbert Japix (1603-1666) was de zoon van een Bolswarder schrijnwerker en belastingcollecteur. Hij volgde de Latijnse school en werd onderwijzer, eerst in Witmarsum (1625) en later in Bolsward (1637). Mogelijk geïnspireerd door een succesvolle klucht in het Fries van de predikant Johan van Hichtum, schakelde hij als dichter over van het Nederlands op het Fries. In 1640 verscheen zijn eersteling Friesche Tjerne (1640), een vrolijke klucht over een boer die de pacht gaat brengen op een dag dat zijn landheer net zijn bruiloftsfeest viert.
Friesche Rymlerye
In de jaren daarna bleef hij poëzie en proza in het Fries schrijven, liefdespoëzie (die vaak gezongen kon worden op indertijd bekende wijzen), gedichten ter gelegenheid van politieke gebeurtenissen en ook veel psalmberijmingen. Soms schreef hij in het Nederlands, veel meer in het Fries. Dat een dichter als hij – die Latijn kende en die thuis was in de klassieken en in de eigentijdse christelijke literatuur – het Fries gebruikte voor serieuzere literaire genres was uitermate bijzonder. Hij verkeerde weliswaar onder letterkundige vrienden die in hun geschriften soms Fries-patriottistische gevoelens uitten, maar niemand van hen schreef Fries. Mede door hun invloed ontwikkelde Japix zich tot een geleerd dichter. Zijn poëzie kon zich door niveau en naar genrebeheersing met hun Nederlandse en Neolatijnse dichtwerk meten. Gysbert Japix verzamelde zijn werk in een boek dat hij de Friesche Rymlerye noemde; het zou pas in 1668 postuum worden uitgegeven.
Internationale belangstelling
Al schrijvende dacht hij ook na over de juiste spelling van het Fries. De beginselen daarvan zijn na zijn dood gepubliceerd en golden in de negentiende en twintigste eeuw nog als referentiepunt bij spellingsdiscussies.Gysbert had bij zijn leven een naam als kenner van het Fries. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij bezoek kreeg van Franciscus Junius (1591-1677), een taalgeleerde die als gouverneur in Engelse dienst was. Junius werkte aan een drietalig woordenboek waarin hij het Oud-Engels, het Nederlands en het Fries met elkaar wilde vergelijken. Hij verbleef in de jaren 1646 tot 1648 waarschijnlijk bij tussenpozen bij Gysbert die hem in het Fries onderwees. Zijn aantekeningen en enkele autografen kwamen uiteindelijk terecht in de Bodleian Library te Oxford. Zo genereerde Gysbert Japix internationale belangstelling voor het Fries.
Simon Abbes Gabbema
Niet alleen tijdens zijn leven, maar vooral ook daarna bleek Gysberts vriendschap met de Friese geschiedschrijver Simon Abbes Gabbema (1628-1688) van belang. Gysbert Japix stierf in 1666 aan de pest, ongeveer tegelijk met zijn vrouw Sijcke Salves en zijn zoon Salves. In 1681, vijftien jaar na dit overlijden, verzorgde deze vriend Gabbema een tweede, vermeerderde druk van de Friesche Rymlerye. Hij voorzag het boek van geleerde voorredes waarin hij – als geschiedschrijver – het belang en de grootheid van Friesland benadrukte. Gysbert Japix kon zo in de negentiende- en twintigste eeuw uitgroeien tot een boegbeeld van Friese cultuur. Hij was de eenvoudige schoolmeester die zijn klassieken kende, maar die toch verkoos om in de volkstaal te dichten. ‘Sljocht en rjocht’, gewoon en rechtdoorzee, precies zoals zijn zelfgekozen lijfspreuk luidde.